Wat gaat er veranderen?

In 2019 is er een Pensioenakkoord gesloten tussen het kabinet en de sociale partners (de vakbonden en de werkgeverorganisaties). Het Pensioenakkoord bevat afspraken over een aantal belangrijke veranderingen in het pensioenstelsel. Bijvoorbeeld de verhoging van de AOW-leeftijd en ook aanpassing van de pensioenregelingen zoals bij BPZ. Maar ook over de manier waarop het pensioen in de toekomst gefinancierd zal gaan worden. Het wetsvoorstel is per 1 juli 2023 ingegaan.

Onder het Pensioenakkoord bouwt u een eigen pensioenkapitaal op door de inleg van premie en het toegedeelde beleggingsresultaat. Daarmee koopt u een pensioenuitkering aan als u met pensioen gaat. Zo wordt duidelijker wat u aan premie inlegt en wat u daarmee aan kapitaal opbouwt.

Ook gaan de pensioenuitkeringen meer meebewegen met de beleggingsresultaten en de rente. Pensioenen gaan eerder omhoog als het economisch beter gaat maar ook eerder omlaag als het economisch slechter gaat. Daarmee wil men pensioenen in Nederland meer toekomstbestendig maken.

Dit zijn de hoofdlijnen van de gemaakte afspraken:

Vanaf 2025 stijgt de AOW-leeftijd mee met de gemiddelde levensverwachting. Dat betekent dat de AOW-leeftijd minder snel zal stijgen. Benieuwd vanaf welk moment u AOW gaat ontvangen? Dat vindt u op de website van de Sociale Verzekeringsbank: SVB.nl. Deze afspraak is al wel vastgelegd in wetgeving.

In plaats van de huidige middelloonregeling, waarbij de hoogte van de pensioenuitkering het uitgangspunt is, komen er 2 mogelijke nieuwe pensioenregelingen. In beide regelingen is niet de hoogte van de pensioenuitkering het uitgangspunt, maar de ingelegde premie.

Sociale partners in de Zuivel zullen samen de keuze maken welk van beide type regelingen uit het Pensioenakkoord zij vinden passen in de Zuivelindustrie. De BPZ werkgevers en deelnemers volgen op basis van die keuze automatisch de in de Zuivel cao gemaakte afspraken. Dit is analoog aan de huidige afspraak waarbij BPZ op basis van de Zuivel pensioen-cao dezelfde regeling voor alle werkgevers en deelnemers uitvoert. Op deze wijze kan BPZ de pensioenregeling conform haar motto ‘clean, lean en mean’ uitvoeren. Deelnemers hebben dus niet zelf de keuze voor het type regeling, het blijft voor iedereen dezelfde regeling. Ook voor de extra reserve geldt: iedereen doet mee als er voor wordt gekozen.

Dit zijn de 2 regelingen:

1. De solidaire premieregeling
De deelnemer bouwt een eigen pensioenvermogen op met de voor en door hem/haar betaalde premies en de beleggingsresultaten die worden behaald over alle ingelegde premies. De door de deelnemer ingelegde premie wordt namelijk samen met de pensioenpremie van de andere deelnemers belegd. Er is sprake van één beleggingsbeleid voor zowel deelnemers als pensioengerechtigden. Wel verschilt het toe te delen rendement per leeftijdscategorie. Jongeren hebben een veel langere beleggingshorizon dan ouderen. Omdat jongeren daardoor meer risico kunnen nemen dan ouderen, is er sprake van een verschillend rendement.

Met de nieuwe pensioenregeling maakt ook de solidariteitsreserve zijn entree. Deze reserve is bedoeld om de risico’s met elkaar te delen en verplicht bij deze regeling. Bijvoorbeeld beleggingsrisico’s en het langleven risico worden met elkaar gedeeld. Deze reserve kan een daling van het pensioenvermogen (gedeeltelijk) opvangen. Het pensioenfonds bepaalt hoe de verdeling van deze reserve plaatsvindt. Dit zal uiteindelijk een evenwichtig besluit van het bestuur zijn.

Na de pensioendatum krijgt de pensioengerechtigde een levenslange uitkering door periodiek een stukje uit het voor hem gereserveerde vermogen te onttrekken. Bij iedere onttrekking wordt het eigen pensioenvermogen iets lager. De hoogte van het eigen pensioenvermogen beweegt ook na pensioneren nog mee met de beleggingsresultaten. Daardoor kan de pensioenuitkering ook hoger of lager worden, afhankelijk van de beleggingsresultaten en de rente.

2. De flexibele premieregeling
Ook in deze regeling bouwt de deelnemer met de door en voor hem/haar ingelegde premies een persoonlijk pensioenvermogen op. Ook die premie wordt samen met de premie van de andere deelnemers belegd.

Het verschil met de eerste regeling is met name dat de deelnemer hier zelf kan bepalen welk risico hij of zij wil lopen met de beleggingen. Hiervoor worden dan verschillende risicoprofielen opgesteld. De deelnemer kan een keuze maken, maar dat hoeft niet. In dat laatste geval belegt BPZ volgens het standaardprofiel.

Ook bij de flexibele premieregeling is een extra reserve mogelijk om risico’s met elkaar te delen. Deze heet ‘risicodelingsreserve’. Er zitten echter wat verschillen met de solidariteitsreserve in de solidaire premieregeling. De risicodeling is daardoor per saldo wat beperkter. Het is aan sociale partners om te bepalen of ze deze reserve willen als ze voor deze regeling kiezen.

Bij pensionering wordt het mogelijk om maximaal 10% van uw eigen pensioenvermogen ineens op te nemen. Het opnemen van een bedrag ineens zorgt ervoor dat uw inkomen eenmalig hoger is maar daarna structureel lager. U heeft dan immers al een bedrag uit uw pensioenvermogen gehaald. Dit eenmalige bedrag heeft ook gevolgen voor uw belastingaangifte en eventuele toeslagen die u ontvangt. Naar verwachting zal deze mogelijkheid in 2023 in gaan. Wij informeren u hierover zodra er meer bekend is.